Opmaat

 

In het najaar heb ik geprobeerd onze druivenstruik te stekken. Om de jonge druiventakken netjes na twee knopen af te knippen en de afgeknipte takjes in kleine potjes in de aarde te zetten. Zo hebben de stekjes de hele winter gestaan: kaal, in de vochtige aarde op de vensterbank. Aan niets was te zien of de droge takjes nog in leven waren, of ze in de aarde wortels hadden gemaakt, of ze zouden ontkiemen, of dat de tak al gestorven was. Op sommige dagen ben ik werkelijk meerdere keren per dag gaan kijken. Er gebeurde niets. Op zo’n moment zou je het liefst de takjes uit de grond halen om te zien of er in ieder geval al worteltjes waren gegroeid. Ik heb het niet gedaan al zijn mijn zelfbeheersing en geduld tot het uiterste op de proef gesteld. Het was een opgave om te leren te vertrouwen op datgene wat zich onttrokken aan het oog in het binnenste van de aarde voorbereidt.

Nu, aan het begin van de lente, zijn de eerste takjes ontkiemd. Eerst één takje en daarna volgden er steeds meer. Sommige takjes laten nog op zich wachten. Die staan nog steeds kaal in de grond op de vensterbank. Het vreemde is dat hoe meer takjes er zijn ontkiemd, hoe meer ik verbonden ben met de takjes die nog moeten komen. Met ieder takje dat ontkiemt, groeit de hoop dat er misschien ook aan de andere takjes op een dag een knopje gaat zwellen en tot leven komt.

In het evangelie spreekt Christus de woorden: Ik ben de ware wijnstok. Hij is de levende kracht die met zijn bloed uitstroomt in de aarde en zich met de mensen verbindt. In dit kijken naar de stekjes van de druivenstruik rijst ook het beeld van de geestelijke wereld die naar de mensen kijkt, wachtend en hopend op het leven dat zich in het donker van de aarde onzichtbaar voorbereidt, om zich met de levende kracht van Christus te verbinden.

Miriam van Osch