Opmaat

 

Stil nu, stil nu, maak nu geen gerucht…

 

Terwijl we met de kinderen zachtjes zingen en de kaars aansteken in de adventskrans, horen we in de mensenwijdingsdienst de verontrustende beelden van de olijfbergapocalypse. Er wordt gesproken over een tijd waarin zelfs de krachten van de hemelsferen uit evenwicht raken. De betekenis van deze woorden is eigenlijk te groot om te kunnen bevatten. Er wordt gesproken oven een tijd waar de mens leeft in angst, crisis en beklemming. Tegelijkertijd wordt beschreven hoe in deze tijd de mensenzoon opnieuw zal verschijnen, komend in de wolken met zijn stralende geestlicht. Sterker nog: Deze tijden van crisis en angst zijn de tekenen en de voorboden van de komende mensenzoon. Door de crisis heen kan het nieuwe bewustzijnslicht gaan stralen. Daar waar de nood het allerhoogst is, in de allerdiepste duisternis van de mensheid komt de mensenzoon ons tegemoet.
Bijna als een tegenbeeld tot deze crisistijd waarin de mensheid de bezinning verliest, spreekt het epistel over de stilte, het begint met de woorden: ‘zinnend worden onze zielen’. Tot bezinning komen en de stilte beluisteren wordt in deze tijd tot een ware opgave. Om in het lawaai van de wereld de stilte te vinden, om de stilte zo te beluisteren dat in het onhoorbare, het weven van de geestelijke wereld vanuit de toekomst tot ons spreekt. Als hoop, als verwachting, als het komende genezende licht.

 

Miriam van Osch