Opmaat

 

De droom was altijd hetzelfde: Er was de boekenkast, en op de plek waar overdag de Chinese vaas stond, lag op een fluwelen doek de kroon en straalde alsof hij door een schijnwerper werd beschenen. Dat het zijn kroon was, wist hij.

Overdag miste hij de kroon net zo regelmatig, als de droom hem de kroon ’s nachts liet zien. Af en toe kwam hij in de verleiding om de Chinese vaas op de grond te gooien, omdat het hem ergerde dat de vaas de plek in nam die hem niet toekwam. ’s Nachts was de kroon er altijd.

Zo verging er een tijd.
Toen trad er een verandering op: hij veranderde, en de mensen merkten het, en verwonderden zich waar die verandering vandaan kwam.
Hij zweeg daarover.
Hij had de kroon opgezet.

 

Georg Dreiβig
Uit: ‘Hinter den Spiegel geschaut’