Twaalf dagen per jaar hangen hoog boven het altaar, nog boven de boodschap van de engelkoren, goudglanzend de letters K M B. Uit het dagelijks leven zijn deze tekens ons als letters vertrouwd en juist daarom op deze plaats merkwaardig, raadselachtig. Ons verstand heeft de neiging dit raadsel te willen oplossen en denkt misschien het eerst aan een afkorting. Maar de ruimte bij het altaar, waarin het Woord zich wil ontvouwen en werkzaam worden, lijkt wel het minst geschikt voor afkortingen. En als het hier niet om een afkorting gaat, waarom gaat het dan wel?
Een vruchtbare ingang tot het gaan begrijpen van deze drie schrifttekens en hun boodschap, is het om ze te nemen voor wat ze zijn en er niet van alles achter te zoeken: de K is niets anders dan de K, de M niets dan de M, de B niets dan de B.
Het gaat bij deze tekens niet om letters die gelezen moeten worden, maar om klanken die klinken en gehoord willen worden.
Een nieuwe wereld opent zich. Boven het Kerstaltaar bevinden zich klanken: boven de boodschap van de engelen, in het gebied van de sterren en de scheppende geestwezens. En zij vertellen erover, dat in dit gebied geen rust en eeuwig zwijgen heersen, maar dat daar iets gebeurt, iets tot stand wordt gebracht, dat zich uitspreekt in K – M – B.
Wie probeert het karakter, het gebaar van deze drie klanken te begrijpen door ze zelf na te vormen – al sprekend of met de klankgebaren van de euritmie – merkt al spoedig dat het hier gaat om drie heel verschillende karakters. Bij de K-klank staat iets tegenover ons als een krijger of een koning, iets dat kracht bezit en ons confronteert. Iets om rekening mee te houden, waar je niet omheen kunt. Heel anders is het gebaar van de B, de donkerste van de drie klanken: ronder dan de K, beschuttend, bevestigend, basaal. De B confronteert niet zoals de K, maar rust in zichzelf, is bestendig. Nog weer anders is tenslotte het klankgebaar van de M. Het is de klank waarmee baby’s in vele talen hun moeder aanduiden (‘mama’), die we voortbrengen als we iets eten dat ons heel goed smaakt (‘mmm’). En wanneer we iemand zoenen, staat onze mond in de M-stand, ook als we de klank zelf niet produceren.
In alle drie situaties drukt het M-gebaar uit dat we een verbinding aangaan met wat ons dierbaar is. In de euritmie wordt deze klank vertolkt door middel van een milde, vloeiende beweging, tegelijkertijd naar je toe en van je af, waardoor een ontmoeting, een gesprek, een verbinding ontstaat. De M-klank past bij het harmonisch weven van elkaar helpende machten, in een proces van één worden met elkaar.
Zo spreekt uit de ruimte boven het altaar een drieheid van krachten tot ons, die elkaar aanvullen en wederzijds dragen. We kunnen vermoeden dat ze ons willen wijzen op de goddelijke Drie-eenheid zelf: de Vader die de basis vormt van alle zijn, de Zoon die zich liefdevol met de mensen wil verenigen en de Geest die consequent en met reinigende kracht de waarheid laat stralen. Zo kunnen we in de klanken K – M – B beleven, dat gedurende de Kersttijd een openbaring van de drieenige Godheid boven de aarde opglanst.
In de namen die de traditie heeft gegeven aan de priesterwijzen, die met hun geschenken de pasgeboren Koning komen aanbidden, begint de goddelijke Triniteit nu ook uit mensenzielen en -geesten op te lichten: Kaspar, Melchior en Balthasar. Wat de goddelijke wereld in hun wezen heeft geplant, hebben ze in zich opgenomen en tot ontwikkeling gebracht. Daardoor zijn ze waardig geworden om aan de op aarde geboren godszoon hun gaven te brengen.
In verschillende landen bestaat nog steeds de eeuwenoude gewoonte, dat kinderen of volwassenen op 6 januari met Driekoningen-liederen langs de huizen gaan en met krijt boven de deuren schrijven C * M * B, als een huiszegen voor het nieuwe jaar. Deze letters worden dan voorafgegaan en gevolgd door de cijfers van het nieuwe kalenderjaar (voor dit jaar dus: 20 * C * M * B * 16). Een gangbare verklaring voor deze letters is, dat het hier niet alleen gaat om de initialen van de koningen, maar om een afkorting van de Latijnse bede ‘Christus Mansionem Benedictat’: Christus zegene deze woning. In het licht van wat in het voorafgaande over de drieklank K – M – B werd gezegd, kunnen we het zo formuleren: in deze oude christelijke huiszegen klinkt de goddelijke Drie-eenheid, als haar inspirator, door.
Ernst Terpstra, geestelijke te Amsterdam